Heupdysplasie (HD) is een door erfelijke factoren en uitwendige invloeden bepaalde ontwikkelingsstoornis van de heupgewrichten. Honden kunnen hiervan (ernstige) pijn en hinder ondervinden. Er zijn echter ook honden met meer of minder ernstige misvormingen van de heupgewrichten, die daarvan geen last lijken te hebben. Vroeger was HD een aandoening die men regelmatig terug zag binnen het ras. Daarom is men vanaf de jaren tachtig selectiever gaan fokken op HD en werd de beoordeling van de heupen voordat een hond werd ingezet voor de fokkerij verplicht. Daarnaast speelt voeding, de conditie van de hond en verschillende omgevingsfactoren een rol bij het ontwikkelen van heupdysplasie. Houdt er dus rekening mee dat hierbij niet alleen erfelijkheid een rol speelt. Goede hoogwaardige voeding, een lichaamsconditie waarbij de hond niet te zwaar of te licht is en gedoseerde beweging passend bij de leeftijd van de hond zijn minstens net zo belangrijk.
Heupdysplasie onderzoek
Voor een goede beoordeling van de heupgewrichten is een röntgenfoto van de heupen nodig. Om de heupen te beoordeling worden er hoge eisen gesteld aan de kwaliteit en de documentatie van deze röntgenfoto. Deze Hd foto’s wordt gemaakt door een dierenarts die een overeenkomst heeft met Raad van Beheer, afdeling Gezondheid, Gedrag en Welzijn (GGW). Een voorwaarde is dat de hond een NHSB nummer moet hebben. Ook moeten de naam en adres gegevens van de eigenaar overeenkomen met hetgeen wat op de stamboom of op het registratiebewijs is vermeld. Conform de regels van de F.C.I. dient de hond voor het laten maken van HD-röntgenfoto’s minimaal 18 maanden oud te zijn. De foto wordt word vervolgens opgestuurd naar de afdeling GGW. Vervolgens worden de HD-foto’s gezamenlijk beoordeeld door een in samenstelling wisselend panel van drie deskundige beoordelaars. Een zo objectief mogelijke beoordeling van de foto’s die voor de HD-bestrijding onontbeerlijk is, wordt daarmee zo goed mogelijk gewaarborgd.

Uitslagcertificaat HD onderzoek
De eigenaar van de hond krijgt na beoordeling het Rapport-Heupdysplasie-Onderzoek thuis gestuurd. Daar treft u de definitieve beoordeling aan, de F.C.I.-beoordeling, en een aantal gegevens die een verklaring geven voor de definitieve beoordeling.
De aanduiding HD A betekent dat de hond röntgenologisch vrij is van heupdysplasie, wat echter niet betekent dat de hond geen “drager” van de afwijking kan zijn. HD B (=overgangsvorm) betekent dat op de röntgenfoto’s geringe veranderingen zijn gevonden, die weliswaar toegeschreven moeten worden aan heupdysplasie, maar waaraan in het kader van de fokkerij geen direkte betekenis kan worden toegekend. De aanduiding HD C (=licht positief) of HD D (=positief) betekent dat bij de hond duidelijke veranderingen, passend in het ziektebeeld van HD zijn gevonden. Wanneer de heupgewrichten ernstig misvormd zijn wordt dit aangegeven met HD E (=positief in optima forma).
Nederlandse Normering:
HD – HD A
HD tc HD B
HD ± HD C
HD + HD D
HD ++ HD E
Honden kunnen alleen in het land waar zij zijn geregistreerd het officiële HD-onderzoek ondergaan.
HD-foto; De beoordeling van onderdelen
Bij de beoordeling van HD-foto wordt gelet op de vorm van de heupkommen en de heupkoppen, de diepte van de heupkommen, de aansluiting van de heupkoppen in de heupkommen, en de aanwezigheid van botwoekeringen (actrose) langs de randen van de heupgewrichten. Informatie over de diepte van de heupkommen en de aansluiting van de koppen in de kommen wordt onder andere verkregen uit de zogenaamde “Norbergwaarde”. De Norbergwaarden van linker en rechter heupgewricht worden bij elkaar opgeteld en geven samen de op het rapport vermelde “som Norbergwaarden”. Bij een normaal heupgewricht is de Norbergwaarde minstens 15, de som van de Norbergwaarden van beide heupen derhalve minstens 30. Honden met een te lage Norbergwaarde hebben dus ondiepe heupkommen en/of een slechte aansluiting van de gewrichtsdelen. Deze honden zullen dus een minder gunstige HD-beoordeling krijgen.
Heup met goede aansluiting Heup met slechte aansluiting
Een normale of zelfs hoge Norbergwaarde betekent echter niet zonder meer dat de betreffende hond goede heupgewrichten heeft. Een combinatie van diepe heupkommen en incongruentie van de gewrichtsspleet (een niet overal even brede gewrichtsspleet) of onvoldoende aansluiting van de gewrichtsdelen kan, zelfs bij een hoge Norbergwaarde, leiden tot een (licht)-HD-positief beoordeling. Op het certificaat wordt dit duidelijk gemaakt door het vermelden van “onvoldoende” of “slechte” aansluiting. Ook wordt informatie over de diepte van de heupkommen verkregen door te beoordelen hoe het centrum van de heupkop ligt t.o.v. de bovenrand van de heupkom. Naast de Norbergwaarde, de diepte van de heupkommen en de aansluiting van de gewrichtsdelen, wordt de uitslag ook beïnvloed door de aanwezigheid van “bot-afwijkingen”.
Er is een rechtstreekse koppeling tussen de ernst van de bot-afwijkingen en de uitslag: zeer lichte bot-afwijkingen (1) leiden tot de beoordeling HD B, lichte (2) bot-afwijkingen leiden tot de beoordeling HD C, en ernstige (3) bot-afwijkingen leiden tot de beoordeling HD D.
De aanduiding “vormveranderingen” betreft meestal een meer of minder duidelijke afvlakking van de voorste rand van de heupkom. De aanwezigheid hiervan wordt wel vermeld, maar heeft indien dit de enige bemerking is over het gewricht, in het algemeen geen doorslaggevende betekenis voor de einduitslag.

Norbergwaarde
De Norbergwaarde
Van beide heupkoppen (1) wordt het middelpunt bepaald en deze middelpunten worden verbonden door een lijn. In beide heupgewrichten wordt vanuit dit middelpunt een lijn langs de voorste rand van de heupkom (2) getrokken. De hoek (3) die beide lijnen in het middelpunt van de heupkop met elkaar maken, minus 90, geeft de Norbergwaarde van het betreffende heupgewricht. De Norbergwaarden van linker en rechter gewricht bij elkaar opgeteld geeft de “som Norbergwaarden”, die op het rapport vermeld is.
HD-beoordeling
Alle gegevens samen bepalen de definitieve beoordeling, waarbij het ongunstigste onderdeel uiteindelijk de doorslag geeft. Een bepaalde HD-beoordeling kan bepaald zijn door uitsluitend de diepte van de heupkommen, door de aansluiting van de gewrichtsdelen, de aanwezigheid van botwoekeringen, of door een combinatie van twee of alle drie onderdelen, en dit is weer te herleiden uit de verschillende gegevens zoals die op het certificaat zijn vermeld.
.Bron: Raad van Beheer op Kynologisch gebied